In het hoofdlijnenakkoord staat dat er snel een nieuwe woontop moet komen met als doel ‘bindende afspraken’ maken over versnelling in de woningbouw. Op 11 december is het zo ver: woonminister Mona Keijzer heeft vertegenwoordigers vanuit gemeenten, provincies, investeerders, marktpartijen en woningcorporaties uitgenodigd om dan naar Nieuwegein te komen voor de woontop.
Maar de woontop is nog geen gelopen race, zo schrijft Het Financieele Dagblad een paar weken voor de top. Voorzitter Arno Visser van Bouwend Nederland twijfelt zelfs of hij er wel heen zal gaan. En als hij gaat, betekent dat niet per se dat hij ook van plan is ergens een handtekening onder te zetten. “Als het blijft bij gepolder, compromissen en procesafspraken, dan hoeft het voor ons niet”, zegt hij in het FD. Wat hij vooral nodig heeft vanuit Den Haag en de lokale overheden, zijn locaties en vergunningen om te mogen bouwen.
Geef voorrang aan de bijna 200.000 woningen waarvoor al vergunning is verleend.
Zorgen zijn er ook over het budget: er liggen ambitieuze afspraken om de woningbouw te versnellen naar 100.000 extra woningen per jaar, maar in plaats van de 3 à 5 miljard euro die daarvoor nodig is, trekt het kabinet er slechts 1 miljard euro voor uit, plus 0,5 miljard euro voor de aanleg van infrastructuur naar woonwijken. Dat is veel te weinig en afspraken maken zonder het bijbehorende budget heeft weinig zin, zo klinken de geluiden vanuit zowel gemeenten als marktpartijen.
Projectontwikkelaars zien nog wel mogelijkheden om door te bouwen, namelijk door het schrappen van bouweisen. Neprom wil bijvoorbeeld af van de eis uit de ‘woondeals’ dat twee derde van de nieuwbouw betaalbaar moet zijn. Maar gemeenten, provincies en woningcorporaties willen niet opnieuw onderhandelen over reeds gemaakte afspraken.
Het Centraal Planbureau (CPB) deed onlangs onderzoek naar de woonwensen van huishoudens die al een koop- of huurwoning hebben. Daaruit blijkt dat een groot deel van deze groep woont in een dure woning die slecht aansluit bij hun wensen. De oplossing is vooral méér woningen bouwen, waarbij het type woning minder van belang is. Wel is het zo dat de beschikbare bouwgrond beperkt is, waardoor op kleinere kavels bouwen of kiezen voor hoogbouw de voorkeur verdient: het gaat erom dat er zoveel mogelijk woningen gebouwd worden op de grond die er beschikbaar is.
De verschillende geluiden onderstrepen hoe lastig het is om de woningbouw te versnellen. Mijn advies is om voorrang te geven aan de bijna 200.000 woningen waarvoor al vergunning is verleend: met de bouw van meer dan de helft ervan – 111.423 nieuwbouwwoningen – is nog niet eens gestart. Laat de overheid deze projecten op gang helpen door hindernissen weg te nemen, bijvoorbeeld met budget voor de aanleg van infrastructuur. De remmende factor die dan overblijft is het tekort aan personeel: de sector draait al op de toppen van haar kunnen en heeft weinig mogelijkheid om de productiviteit nog verder op te schroeven.
Michel van Eekert,
Directeur Buildsight